NL

CAM-planten vragen een speciale behandeling

CAM-planten assimileren alleen ’s nachts en groeien maar langzaam. In de teelt vergt dat een speciale behandeling.

CAM-planten groeien van nature onder omstandigheden waar het regelmatig droog en heet is. Om te voorkomen dat ze uitdrogen, zetten ze alleen ’s nachts hun huidmondjes open en laten CO2 voor de assimilatie binnen. Ze binden het CO2 en slaan het op als malaat. Verder gebeurt er nog niets en de opslagcapaciteit is bovendien beperkt: op een gegeven moment zit hij vol.
Als het weer licht wordt, houden ze hun huidmondjes stijf dicht. Het opgeslagen malaat gaat naar het bladgroen en wordt daar in het fotosynthese-proces ingebouwd in suikers. Dit kan alleen overdag plaatsvinden: voor de fotosynthese is immers de energie van het zonlicht nodig.
Deze speciale manier van assimilatie is weliswaar een goede aanpassing aan natuurlijke omstandigheden, maar niet echt efficiënt te noemen. Deze gewassen groeien slechts heel langzaam en dat is een lastige eigenschap in de kas. Daar kost traagheid immers geld.
Bekende CAM-planten zijn cactussen, vetplanten, Bromelia-soorten en dikbladige orchideeën. Bij de laatste hoort de veel geteelde Phalaenopsis.

Kalanchoe plant

Switchen

Sommige van deze soorten zijn heel strikt CAM-planten, andere kunnen soms ook op de ‘gewone’ manier van fotosynthese (C3 genoemd) overgaan en dus overdag assimileren.
Jonge bladeren van Phalaenopsis bijvoorbeeld hebben C3-eigenschappen, de oudere functioneren op de CAM-manier. Bij Kalanchoe blossfeldiana zijn de jonge planten C3, de oudere CAM; er vindt dus op een gegeven moment een omslag plaats en het moment daarvan is uit te stellen met teeltmaatregelen.
Verder selecteren veredelaars vaak op productiviteit en dat betekent bij CAM-planten dat de exemplaren met C3-capaciteiten bevoordeeld worden. Dat is het meest zichtbaar bij Phalaenopsis. Veel soorten gedragen zich niet meer als typische CAM-planten, maar kunnen een deel van de dag best assimileren. Op enig moment sluiten ze wel weer de huidmondjes.
De teelt van dit soort planten vergt veel inzichten in de specifieke raseigenschappen. CO2 doseren heeft alleen zin als de huidmondjes openstaan, belichten alleen als het gewas fotosynthetisch actief is. In feite geldt voor elke soort en ras een apart teeltrecept.

Meer licht toelaten

Omdat Phalaenopsis, Kalanchoe, Bromeliasoorten en andere vaak geen strikte CAM-planten meer zijn, kan het zin hebben meer licht toe te laten, en die ontwikkeling is in de praktijk dan ook te zien. Daarbij is het zeer zinnig om dat licht vroeg in het seizoen diffuus te maken met ReduFuse omdat dat ook bij gedrongen gewassen een betere lichtdoordringing geeft, zodat meer bladeren actief meedoen. Later in het seizoen kan het licht getemperd worden met één of meerdere lagen coatings als ReduSol.

Lichtkleur

Een nieuw inzicht is dat de lichtkleur een rol speelt bij de overgang van C3- naar CAM-eigenschappen bij planten die wisselen bij het ouder worden. Een kleiner aandeel blauw licht zorgt voor een latere overgang. Het inzicht moet nog groeien voor praktijktoepassing.
Bij Phalaenopsis speelt bovendien de verhouding rood/verrood licht een rol bij de aanleg van bloemtakken. Veel rood bevordert dat proces, wat zou pleiten voor toepassing van ReduFuse IR in de koelfase (als de takinductie plaatsvindt). Hierbij is maatwerk per soort en ras noodzakelijk

Cookiebeleid

Om u een betere en meer persoonlijke ervaring te bieden op onze website, maken we gebruik van cookies en soortgelijke technieken. Door gebruik te maken van deze cookies kan uw surfgedrag op onze website door ons en bepaalde derden worden gecontroleerd. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze cookiebeleidspagina.

Accepteer cookies Instellingen aanpassen