Gewas benut licht in de herfst minder efficiënt
Tomatenplanten benutten het beschikbare licht in het najaar minder efficiënt voor de productie dan in het voorjaar. Hoe komt dit en wat is daaraan te doen?
In het voorjaar neemt de hoeveelheid licht steeds toe. Na de langste dag neemt die steeds af. De tomatenproductie zou dat patroon moeten volgen: eerst voortdurende toename en daarna afname, waarbij het productiepatroon in de herfst het spiegelbeeld is van dat in de lente. Toch ervaren veel telers van tomaat en andere vruchtgroenten dat de productie na de zomer meer inzakt dan verwacht op basis van de lichthoeveelheid. Dit is zo opvallend, dat onderzoekers van Wageningen University & Research enkele jaren geleden onderzocht hebben of daar redenen voor aan te wijzen zijn.
Lichtbenuttingsefficiëntie
Hun eerste bevinding was: het klopt inderdaad. Het gewas benut het licht minder efficiënt in het najaar. De lichtbenuttingsefficiëntie (light use efficiency, LUE) ligt in de herfst 14 % lager dan in het voorjaar. Op zoek naar een verklaring hebben ze de verschillen tussen voorjaar en najaar bekeken. Het gewas verschilt in beide perioden, maar ook de klimaatomstandigheden. In de herfst zijn de planten ouder en hebben ze veel langere stengels. Ze functioneren dan wellicht wat minder goed. Doordat er veel blad- en stengelmassa in de kas aanwezig is, ligt de onderhoudsademhaling van het gewas hoger dan in het voorjaar. Na de langste dag vallen bovendien de warmste dagen en loopt de luchtvochtigheid op, waardoor er meer gelucht moet worden. Dat heeft tot gevolg dat er meer CO2 wegvliegt door de open luchtramen. En zo zijn er nog veel meer factoren te verzinnen, die allemaal hun bijdrage leveren.
Wat tikt het meest door?
Maar welke zijn nu werkelijk belangrijk? Daartoe hebben de onderzoekers modelberekeningen uitgevoerd en dan blijkt er een duidelijke top-3 uit te komen. Die biedt bovendien aangrijpingspunten voor teeltmaatregelen. De leaf area index (LAI: de m2 bladoppervlak per m2 grondoppervlak) blijkt een grote rol te spelen. Na de langste dag ligt die in de meeste kassen lager dan ervoor. De plant maakt kleinere bladeren en daarnaast zorgen bladplukken en de kop uitbreken voor een lagere LAI. Als de teler de LAI meer op peil weet te houden, scheelt dat enkele procenten in de productie. Ook de CO2-concentratie in de kas verklaart veel van de productieteruggang. Omdat het kasklimaat na de langste dag vaak warm en broeierig is, moet er veel gelucht worden en veel CO2 vliegt onbenut naar buiten. De teler die de CO2-concentratie meer op peil weet te houden, ziet zijn productie veel minder dalen. LAI en CO2-concentratie verklaren het overgrote deel van de productiedaling. De derde factor is de verhouding tussen de productie van suikers en de vraag naar de suikers. De vraag vanuit de groeiende vruchten blijft in de herfst op peil, maar de suikerproductie daalt, vanwege de twee genoemde factoren en vanwege het afnemende licht
Consequenties voor coatings
Daarom is het belangrijk om coatings die een deel van het licht wegnemen, weer van het dek af te wassen zodra dat verantwoord is. ReduFuse kan wat langer blijven zitten om zo lang mogelijk van het positieve effect van diffuus licht te kunnen profiteren. Met name de betere horizontale en verticale verdeling van dit diffuse licht tikken door, mits er genoeg blad in de kas aanwezig is.