Energie besparen zonder techniek
Energiebesparing is niet alleen mogelijk door technische maatregelen, maar ook door beter gebruik te maken van de eigenschappen van de plant.
Energiebesparing zonder technische ingrepen vergt onorthodox denken en biedt vooral bij vruchtgroenten aanknopingspunten. Een flink deel van het energieverbruik wordt bepaald door de wens om het vochtgehalte in de kas niet te hoog te laten oplopen. Droogstoken kost 10-25% van het jaarlijks gasverbruik. De bron van de luchtvochtigheid in de kas is het gewas. Dan zijn er twee aanknopingspunten: het gewas minder laten verdampen of de grenzen van de toelaatbare luchtvochtigheid opzoeken.
Tuinders die Het Nieuwe Telen (HNT) hebben opgepakt, zijn kritisch bij de inzet van de minimumbuis ’s ochtends omdat die het gewas aanzet tot meer verdamping. Zonwerende of diffuse coatings zijn vanaf de lente een goede manier om onnodig oplopen van de gewastemperatuur te remmen en daarmee overmatige verdamping.
In de winter is er nog een andere mogelijkheid: de hoeveelheid verdampend blad in de kas beperken. Wageningen Universiteit & Research heeft daar diverse onderzoeken aan besteed. Al in 2005 bleek dat paprika, een gewas dat extreem veel blad aanmaakt, op jaarbasis 10% minder verdampt als de onderste bladeren weggehaald worden. Dat levert 5% energiewinst op en het kost geen productie: het levert zelfs 0,5% productiestijging op. Daar staat wel tegenover dat de arbeidskosten stijgen als het blad weggehaald moet worden. Na augustus onderschept de bovenste 40% van het gewas 90% van het licht. De onderste 60% doet dus nauwelijks mee, maar draagt wel 40% bij aan de verdamping. Veel van dat vocht zal moeten verdwijnen door meer luchten of droogstoken, en kost dus energie.
De voordelen van bladplukken
In 2015 is een nieuwe serie onderzoeken gestart naar de voordelen van bladplukken. Een ‘kale’ tomatenplant stuurt in de winter relatief veel assimilaten naar de vruchten, terwijl de verdamping lager ligt. Iets meer productie gaat dus samen met iets minder gasverbruik. Een vervolgproef bij komkommer in de zomer gaf geen gunstige resultaten bij bladplukken. De onderzoeken zorgen voor een discussie over het aanhouden van minder bladmassa in de winter bij andere gewassen, ook bij siergewassen. In de winter tikt de onderhoudsademhaling van ‘overbodige’ bladeren namelijk hard door, terwijl ze ook bijdragen aan het vocht in de kas.
Eerder al zijn er proeven gedaan met aanhouden van een hogere luchtvochtigheid. Bedrijven met HNT zoeken daarbij op waar de grenzen liggen door langer te schermen. Voorwaarde voor het aanhouden van een hogere luchtvochtigheid is een gelijkmatige temperatuurverdeling in de kas. Bij koude plekken kan de gewastemperatuur onder het dauwpunt dalen zodat zich condensatie vormt, waar schimmels van profiteren.
‘Kale’ tomatenplanten in een proef van Wageningen UR stuurden in de winter meer suikers naar de vruchten en verbruikten minder gas.
Nog een onorthodoxe maatregel is: later planten. In de winter kost de verwarming van de kas veel energie, terwijl de planten zonder assimilatiebelichting maar langzaam groeien. Dat pleit ervoor om later te planten en vroeg op te houden bij onbelichte vruchtgroenten. WUR-onderzoek uit 2007 liet zien dat het bij tomaat en paprika nauwelijks productie kostte, maar wel veel bespaarde op het gasverbruik; bij komkommer was deze strategie niet zo gunstig. Desondanks zijn er nauwelijks tomaten- en paprikatelers die de kas een tijd lang onbenut durven te laten, terwijl dat ook uit ziekteoogpunt een goede keuze zou zijn.
Hetzelfde geldt voor temperatuurintegratie. De meeste gewassen reageren meer op de gemiddelde temperatuur dan op het precieze verloop. Daarop is het principe van temperatuurintegratie gebaseerd. Een dag met een lagere temperatuur kan gecompenseerd worden door eentje met een hogere. Zo is het mogelijk een beetje mee te bewegen met de buitentemperatuur en dat kan tot energiebesparing leiden. In de praktijk zou nog meer van temperatuurintegratie gebruik gemaakt kunnen worden dan nu het geval is.